Nederlanders zijn op Zwitsers na het meest leergierige volk van Europa. Althans, als het om werkenden gaat. Meer dan de helft van de mensen met een baan in ons land volgt tijdens zijn loopbaan een werkgerelateerde cursus of opleiding. Dat blijkt uit cijfers van het CBS.



Het aandeel werkenden in Nederland dat hun kennis of vaardigheden bijspijkert, is het hoogst onder hoogopgeleiden. Van hen volgt bijna 68 procent een werkgerelateerde cursus, opleiding, workshop, seminar of training. Onder de laagopgeleiden is dit percentage een stuk lager: 29%. Bovendien krijgen hoogopgeleiden de bijscholing veel vaker vergoed vanuit hun werkgever.


Verder is opvallend dat iets meer vrouwen dan mannen deelnemen aan werkgerelateerde trainingen en cursussen. En dat mensen boven de 45 zich minder bijscholen dan mensen onder die leeftijdsgrens. Hetzelfde geldt voor deeltijders ten opzichte van fulltimers. Bovendien wordt de kans op bijscholing groter naarmate iemand langer dezelfde werkgever heeft.


De meest genoemde reden om op cursus te gaan is het beter kunnen uitoefenen van het werk. Ruim tachtig procent geeft dit aan als belangrijkste motief. Voor de helft geldt dat de bijscholing is opgelegd door de werkgever of beroepsmatig verplicht is. Dit laatste is bijvoorbeeld het geval in de zorg en financiële dienstverlening. Het verbeteren van de carrièrekansen is een andere veelgehoorde reden.


Van alle Europeanen doen de Zwitsers het meest aan het bijspijkeren van kennis of vaardigheden; in 2016 ging het om 58 procent van de werkenden. In Nederland was dat 54 procent. In de rest van Europa lag dit percentage onder de vijftig procent. Het gaat hierbij overigens om cursussen, trainingen, opleidingen of workshops die op scholen worden gegeven.