Het gaat langzaam, de vrouwenemancipatie
22-12-2016 Redactie vacatures.nl
Vorige week publiceerden het CBS en het SCP de negende editie van de Emancipatiemonitor. Hierin wordt de stand van zaken betreffende vrouwenemancipatie op verschillende relevante terreinen in kaart gebracht. Wat blijkt? De emancipatie van vrouwen is de afgelopen jaren maar traag verbeterd en op sommige vlakken gelijk gebleven. Waar staan vrouwen vandaag de dag op de arbeidsmarkt?
De arbeidsparticipatie van vrouwen is al sinds 2009 vrij stabiel. Sinds dat jaar ligt het percentage vrouwen tussen de 20 en 64 met betaald werk rond de 70 procent. Dankzij de crisis is het verschil in arbeidsdeelname tussen mannen en vrouwen afgenomen. Hoe? Waar het aandeel vrouwen met een baan gelijk bleef, daalde het aandeel mannen met een baan doordat zij sneller hun baan verloren tijdens de crisis. Wat opvalt is dat niet voor alle groepen vrouwen de arbeidsparticipatie stabiel bleef. Het aandeel niet-Westerse vrouwen met een baan is de afgelopen jaren gedaald, net als het aandeel alleenstaande moeders en laagopgeleide vrouwen met een baan.
Steeds meer vrouwen gaan studeren: een derde van de vrouwen tussen de 25 en 65 jaar is hoogopgeleid. Het aantal hoogopgeleide vrouwen is de afgelopen tien jaar harder gestegen dan het aantal hoogopgeleide mannen. Vrouwen nemen niet alleen vaker deel aan het hoger onderwijs dan mannen, ze sluiten een studie ook sneller én succesvoller af. Dit geldt zowel voor hbo- als wo-opgeleide mannen en vrouwen. Ondanks dat vrouwen in hun studie dus succesvoller zijn, verdienen vrouwen een jaar na hun diplomering minder dan hun mannelijke studiegenoten. Deze loonverschillen zijn op mbo-niveau het grootst (17%), gevolgd door hbo (13%) en wo (10%). Deze verschillen blijven gedurende de loopbaan bestaan: gemiddeld genomen verdienen vrouwen 17 procent minder loon per uur voor hetzelfde werk. In vrijwel alle EU-lidstaten is er sprake van een verschil, maar in Nederland is dit relatief groot.
Opvallend is dat vrouwen na het afronden van een studie in hun eerste baan vaak gelijk parttime gaan werken, veel vaker dan mannen. Nederlandse vrouwen zijn kampioen in deeltijdwerken: in 2015 had bijna driekwart (73%) van de werkende vrouwen een baan van minder dan 35 uur in de week. De gemiddelde arbeidsduur van een Nederlandse vrouw is 26,6 uur per week. Dit is te verklaren door het feit vrouwen meer dan mannen de zorg voor kinderen en het huishouden op zich nemen. Het krijgen van kinderen is echter geen reden meer voor vrouwen om helemaal te stoppen met werken; nog maar 1 op de 10 vrouwen stopt met werken na de geboorte van haar eerste kind.
Het doel van het emancipatiebeleid van de Nederlandse en Europese politiek is om de arbeidsdeelname van vrouwen te verhogen en daarmee het aandeel vrouwen dat economisch zelfstandig is te laten groeien. De laatste jaren worden er weinig vorderingen gemaakt en blijkt het versterken van de positie van vrouwen langer te duren dan van tevoren werd gedacht. Dit is mede te verklaren door de economische crisis, maar ook door de stereotype opvattingen die blijkbaar sterk verankerd zitten in onze cultuur. Van gelijke taakverdeling tussen mannen en vrouwen is nog lang geen sprake, en vrouwen lijken zelf ook liever parttime te willen werken om meer thuis te kunnen zijn of in ieder geval te voldoen aan de verwachtingen van de samenleving. Het CBS en SCP signaleren wel dat deze opvattingen beginnen te verschuiven. Steeds meer vaders nemen zorgtaken op zich en moeders werken steeds meer en langer. Het CBS en SCP verwachten dan ook, nu de crisis zo goed als voorbij is, dat het emancipatieproces de komende jaren weer wat wind in de zeilen krijgt.
Arbeidsparticipatie en de crisis
De arbeidsparticipatie van vrouwen is al sinds 2009 vrij stabiel. Sinds dat jaar ligt het percentage vrouwen tussen de 20 en 64 met betaald werk rond de 70 procent. Dankzij de crisis is het verschil in arbeidsdeelname tussen mannen en vrouwen afgenomen. Hoe? Waar het aandeel vrouwen met een baan gelijk bleef, daalde het aandeel mannen met een baan doordat zij sneller hun baan verloren tijdens de crisis. Wat opvalt is dat niet voor alle groepen vrouwen de arbeidsparticipatie stabiel bleef. Het aandeel niet-Westerse vrouwen met een baan is de afgelopen jaren gedaald, net als het aandeel alleenstaande moeders en laagopgeleide vrouwen met een baan.
Opleiding en loon
Steeds meer vrouwen gaan studeren: een derde van de vrouwen tussen de 25 en 65 jaar is hoogopgeleid. Het aantal hoogopgeleide vrouwen is de afgelopen tien jaar harder gestegen dan het aantal hoogopgeleide mannen. Vrouwen nemen niet alleen vaker deel aan het hoger onderwijs dan mannen, ze sluiten een studie ook sneller én succesvoller af. Dit geldt zowel voor hbo- als wo-opgeleide mannen en vrouwen. Ondanks dat vrouwen in hun studie dus succesvoller zijn, verdienen vrouwen een jaar na hun diplomering minder dan hun mannelijke studiegenoten. Deze loonverschillen zijn op mbo-niveau het grootst (17%), gevolgd door hbo (13%) en wo (10%). Deze verschillen blijven gedurende de loopbaan bestaan: gemiddeld genomen verdienen vrouwen 17 procent minder loon per uur voor hetzelfde werk. In vrijwel alle EU-lidstaten is er sprake van een verschil, maar in Nederland is dit relatief groot.
Deeltijd
Opvallend is dat vrouwen na het afronden van een studie in hun eerste baan vaak gelijk parttime gaan werken, veel vaker dan mannen. Nederlandse vrouwen zijn kampioen in deeltijdwerken: in 2015 had bijna driekwart (73%) van de werkende vrouwen een baan van minder dan 35 uur in de week. De gemiddelde arbeidsduur van een Nederlandse vrouw is 26,6 uur per week. Dit is te verklaren door het feit vrouwen meer dan mannen de zorg voor kinderen en het huishouden op zich nemen. Het krijgen van kinderen is echter geen reden meer voor vrouwen om helemaal te stoppen met werken; nog maar 1 op de 10 vrouwen stopt met werken na de geboorte van haar eerste kind.
Trage emancipatie?
Het doel van het emancipatiebeleid van de Nederlandse en Europese politiek is om de arbeidsdeelname van vrouwen te verhogen en daarmee het aandeel vrouwen dat economisch zelfstandig is te laten groeien. De laatste jaren worden er weinig vorderingen gemaakt en blijkt het versterken van de positie van vrouwen langer te duren dan van tevoren werd gedacht. Dit is mede te verklaren door de economische crisis, maar ook door de stereotype opvattingen die blijkbaar sterk verankerd zitten in onze cultuur. Van gelijke taakverdeling tussen mannen en vrouwen is nog lang geen sprake, en vrouwen lijken zelf ook liever parttime te willen werken om meer thuis te kunnen zijn of in ieder geval te voldoen aan de verwachtingen van de samenleving. Het CBS en SCP signaleren wel dat deze opvattingen beginnen te verschuiven. Steeds meer vaders nemen zorgtaken op zich en moeders werken steeds meer en langer. Het CBS en SCP verwachten dan ook, nu de crisis zo goed als voorbij is, dat het emancipatieproces de komende jaren weer wat wind in de zeilen krijgt.