Nederland behoort tot de toplanden van de Europese Unie als het gaat om het volgen van opleidingen en cursussen. Dat maakt het CBS (Centraal Bureau voor de Statistiek) vandaag bekend. Vooral hoogopgeleiden en eind-twintigers leren vaak naast hun werk of in hun vrije tijd.





1,6 miljoen Nederlanders (oftewel een kleine 18% van de bevolking tussen de 25 en 65 jaar) geven aan in 2014 een cursus of opleiding te hebben gevolgd. Hierbij kan het bijvoorbeeld gaan om een taalcursus, een specifieke vakopleiding of een master. Alleen in Frankrijk en de Scandinavische lidstaten van de EU is dit percentage hoger, waarmee Nederland op de vijfde plaats uitkomt. Denemarken is koploper met 31,7%, terwijl Bulgarije en Roemenië onderaan bungelen met respectievelijk 1,8% en 1,5%. Van alle 25- tot 65-jarigen binnen de Europese Unie volgde 11 procent een opleiding of cursus.





Opvallend is dat het vooral de hoogopgeleide Nederlanders zijn die na hun 25e doorleren. De meest genoemde redenen om een opleiding te volgen zijn het verbeteren van de loopbaanperspectieven en het beter kunnen uitvoeren van het werk. Voor een deel is de bijscholing noodzakelijk of zelfs verplicht: denk aan advocaten die te maken hebben met gewijzigde wetgeving of artsen die zich op de hoogte dienen te stellen van de laatste ontwikkelingen in hun vakgebied. De sector waarin het meest wordt bijgeleerd is de financiële dienstverlening .



Vooral dertigers en eind-twintigers geven vaak aan een cursus of opleiding te volgen, deels omdat zij nog bezig zijn met studie. Daarnaast veronderstelt het CBS dat het vooral de jongere werknemers zijn die zich nog specifieke kennis en vaardigheden eigen moeten maken, bijvoorbeeld in de vorm van een inwerktraject. Voor starters op de arbeidsmarkt is de noodzaak van aanvullende opleidingen logischerwijs groter dan voor hun meer ervaren collega’s.